Ongepaste urgentie: Vreemde spoed rondom een bauxietovereenkomst In de wereld van zakelijke transacties is het niet ongewoon om enige snelheid

Haastige spoed is zelden een goede zaak. Het is een van die gezegden waarover we in onze jeugd glimlachen. Naarmate we verder komen in onze carrière en de wereld verkennen, realiseren we ons de betekenis ervan. Het toont aan dat grondig en geduldig werken leidt tot kwaliteit en succes, terwijl haastige en ondoordachte acties vaker resulteren in mislukkingen. Ondernemers, die hun eigen vermogen op het spel zetten, kunnen soms impulsief zijn. Succesvolle ondernemers zijn echter wijs genoeg om te begrijpen wat een aanvaardbaar risico is en hoe men dat kan beheren. Managers lopen geen eigen kapitaal risico. Ze worden gekozen en beloond op basis van hun kwalificaties en prestaties om een specifieke bedrijfseenheid of proces te leiden. Hun verantwoording ligt via het bedrijfsmanagement bij de commissarissen en aandeelhouders. Bij staatsbedrijven zijn die lijnen echter aanzienlijk afgezwakt. De aandeelhouder wordt hier belichaamd door een ‘manager’ die voor een bepaalde termijn is aangesteld en geen cent van zijn eigen geld in het bedrijf investeert.

Om grote projecten en risico’s te beheersen, hanteren ondernemers, managers en bestuurders diverse processen. Over het algemeen is de besluitvorming gefaseerd, met meerdere momenten voor multidisciplinaire evaluatie. Dit kan worden aangeduid als risicobeheersing, goed vennootschapsbestuur of degelijk openbaar bestuur. Dat roept de vraag op hoe een presidentiële commissie in drie maanden tijd erin slaagt om ingrijpende besluiten vast te leggen in een conceptovereenkomst tussen de Surinaamse Republiek en Chinalco. Dit komt neer op de verkoop van Surinaams bauxiet voor $3 per ton en het weglekken van $30 tot $60 per ton naar onbekende investeerders die ongekende overdraagbare belastingvrijstellingen krijgen. Dit vormt een van de kernpunten van de conceptovereenkomst met Chinalco (zie mijn artikel ‘Duizend Kilo’ in VES Inzicht nr 57, December 2024). De verklaringen en documenten suggereren dat Chinalco bauxiet zal mijnen in het Bakhuisgebergte tegen totale productiekosten van $50 tot $85 per ton. Niet zo lang geleden was de bauxietprijs minder dan $50 per ton, terwijl de kostprijs voor de bauxietwinning en transport in het Bakhuisgebergte niet veel hoger dan $20 per ton zou kunnen zijn. Het verschil van $30 tot $60 per ton komt neer op $180 tot $360 miljoen per jaar. Deze bedragen zijn cruciaal, aangezien Suriname aan een bauxietprijs van $3 per ton voor dertig jaar is gebonden. Dit is slechts een fractie van de marktprijs van bauxiet, om nog maar te zwijgen van de onzorgvuldige invulling van de winstdeling en de bepaling die Chinalco toestaat om bauxiet zonder royalty’s te exporteren bij een “te lage prijs en brutomarge.” Waar er een vloer moet zijn, creëren ze een gat. Wie vraagt of doet zoiets?

Waarom ondertekent de regering een intentieverklaring met besluiten die openlijk in strijd zijn met het, onder art. 40 Gw, goedgekeurde MOP 2022-2026? De Commissie verdedigt bijvoorbeeld dat alle belastingen moeten worden vervangen door een klein aandelenpakket en verwaarloosbare royalty’s vanwege transferpricing. De regering stelt echter in het MOP te zullen werken aan het versterken van de capaciteiten en wetgeving met betrekking tot transferpricing. De verzelfstandiging van de belastingdienst, waarvoor het DNA in december een wet heeft goedgekeurd, wordt ook gerechtvaardigd met argumenten over capaciteitsversterking, enzovoort. Blijkbaar mogen Chinalco en haar ‘investeerders’ hier geen hinder van ondervinden. Als je een wet of beleid niet langer dan 24 maanden kunt handhaven, lijkt mijnbouw misschien een brug te ver. De problemen met de intentieverklaring en bijlagen zijn zo fundamenteel dat het document niet eens op het bureau van een minister had mogen belanden. De Commissie heeft verschillende uitspraken gedaan die worden tegenstrijdig door hun eigen “zorgvuldig voorbereidde” document. Het is de vraag wat de ministers dachten te ondertekenen met de intentieverklaring en haar bijlagen, die zowel de wet als het beleid frustreren. Inmiddels is de limiet van zeven dagen in artikel 2 om het document aan het DNA voor te leggen, overschreden. De voorzitter van het DNA verklaarde op 30 december dat hij “formeel nog niets heeft ontvangen.” Valt de intentieverklaring dan hiermee weg? Deze limiet was overigens niet bedoeld om de Staatsraad overeenkomstig art 115 Gw te raadplegen. De president dacht, zoals blijkt uit zijn brief aan het DNA van 29 november, dat hij een verdrag met de Chinese Staat had opgesteld. Wat een chaos!

Deze en andere slordigheden zouden onze gedachten moeten verontrusten. Het is geen tijd om met onterechte spoed en zonder schaamte zo’n verwerpelijk en onzorgvuldig document langs 26 DNA-leden te loodsen voor $3 per ton bauxiet. Deze individuen hebben, net als de regering, een eed afgelegd om loyaal te zijn aan de grondwet, de wet en de republiek. Deze intentieverklaring en haar bijlagen zijn geen weerspiegeling van die loyaliteit.

Stanley A. Esajas

Deel dit: